Analyse en beoordeling RSJ-Rapport

  • 16 mei 2017
  • Opgesteld door: Jurrijn Tack

De Raad voor Strafrechttoepassing en Jeugdbeleid (RSJ) adviseerde in het rapport “Bezinning op interlandelijke adoptie” om interlandelijke adoptie stop te zetten. Op basis van 12 pro-argumenten en 16 contra-argumenten hebben zij een afweging gemaakt (in hoofdstuk 4: Argumenten voor en tegen interlandelijke adoptie). Er is een onderverdeling van argumenten op micro (individu) en macro (stelsel) niveau gemaakt. Doel van deze analyse is om zelf een oordeel te kunnen geven over de beoordeling van de RSJ van de genoemde argumenten. 


Bezinning op interlandelijke adoptie

De Raad voor Strafrechttoepassing en Jeugdbeleid (RSJ) adviseerde in het rapport “Bezinning op interlandelijke adoptie” om interlandelijke adoptie stop te zetten. Op basis van 12 pro-argumenten en 16 contra-argumenten hebben zij een afweging gemaakt (in hoofdstuk 4: Argumenten voor en tegen interlandelijke adoptie). Er is een onderverdeling van argumenten op micro (individu) en macro (stelsel) niveau gemaakt. Doel van deze analyse is om zelf een oordeel te kunnen geven over de beoordeling van de RSJ van de genoemde argumenten. 



Uitgangspunten

De RSJ heeft een inventarisatie gemaakt van alle denkbare argumenten voor of tegen interlandelijke adoptie. Per argument heeft de RSJ een waardering gegeven. Een argument wint aan kracht als deze in lijn ligt met kinderrechtenverdragen of door wetenschappelijk onderzoek is onderbouwd (in hoofdstuk 5: Afweging van argumenten). In tabel 1 zijn punten toegekend per argument met als doel de waardering meetbaar en inzichtelijk te maken. Onze visie in de position paper: “Adoptie is de beste kinderbeschermingsmaatregel” staat hoofdzakelijk aan de basis waarop de argumenten zijn beoordeeld vanuit SiG.

Pro-argument

De waardering van SiG voor de argumenten verschilt op een aantal punten ten aanzien van de pro-argumenten:


Financieel gewin

Het Voordeel voor individuele partijen-argument, Het voordeel voor de economie-argument en Het Thuisland jeugdbescherming-argument druist in tegen het principe dat er geen geldelijk gewin mag zijn bij adoptie. Er zijn partijen die in die zin belang hebben bij zoveel mogelijk adopties. We beschouwen deze argumenten als zodanig zwak dat deze geen punten zouden moeten krijgen.


Contra argumenten

De onlosmakelijke band tussen adoptie en hechtings-problematiek

De RSJ trekt de conclusie over het gehechtheidsprobleem-argument uit een onderzoek[1] waarin gedesorganiseerde gehechtheid is onderzocht van drie groepen: tehuiskinderen, geadopteerden, algemene bevolking. De RSJ gaat voorbij aan het punt dat verwaarlozing en mishandeling in kindertehuizen zorgt voor meer ernstige problemen met gehechtheid en door adoptie juist wordt verminderd. Dat de RSJ dit als zwaarwegend contra-argument waardeert is naar ons idee onjuist. De RSJ gaat ook voorbij aan het feit dat er problemen kunnen ontstaan voor de adoptie oftewel tijdens de zwangerschap of in de vroege jeugd. SiG kent daarom geen punten toe.


Discriminatie en stigmatisering

De stelling dat een kind met een ander uiterlijk een groter risico heeft om gediscrimineerd te worden klopt. Echter kunnen deze uiterlijke verschillen juist ook in het herkomstland aanleiding zijn voor discriminatie. In China bijvoorbeeld hebben mensen met een lichtere huid een hoger aanzien. Belangrijker is hoe adoptieouders omgaan met discriminatie en daar open over zijn. Gelet op de lage aantal special-need adopties lijkt het onwaarschijnlijk stigmatisering in China tegen te gaan. Het Discriminatie-argument en het Stigmatiserings-argument verdienen geen punten.

Minder adopties, meer kindertehuizen

Het Vraag-creëert-aanbod-via-kindertehuizen-argument en het Jeugdbeschermingssysteem-ondermijnings-argument en het Illegale praktijken-argument  worden door SiG lager dan de RSJ gewaardeerd. Er is namelijk geen deugdelijk wetenschappelijk bewijs voor de stelling dat interlandelijke adoptie de groei van het aantal weeshuizen zou bevorderen of de jeugdzorg in de landen van herkomst zou benadelen. De argumentatie is ook niet aannemelijk. Het aantal adopties loopt wereldwijd de laatste jaren sterk terug[11]

Een aantal misstanden die de media hebben bereikt en de resultaten uit antropologisch[12][13] en juridisch[14] onderzoek hebben geleid tot dit groeiend wantrouwen. Het gevaar is dat dit leidt tot een ongezond wantrouwen en een te gemakkelijke aanname dat “als maar aan de juridische voorwaarden is voldaan” het wel allemaal goed zit. Het IVRK en Haagse Verdrag zijn gebaseerd op een “vertrouwensrelatie”. Daarom verdienen deze argumenten minder punten.

Mis(ver)standen rondom het subsidiariteits-beginsel

Terecht merkt de RSJ op dat het de aanbeveling verdient om tot meer eenduidigheid te komen over het begrip subsidiariteit. Zo is in art. 21b in het IVRK vastgelegd dat opgroeien in een (pleeg)gezin in het land van herkomst de voorkeur heeft boven interlandelijke adoptie. Het Haagse verdrag stelt echter dat interlandelijke adoptie als substituut wordt gezien van binnenlandse adoptie en pleegzorg wordt in het land zelf niet als beter alternatief gezien[15]. De stellingname volgens het Haagse verdrag onderschrijft SiG volledig. Idealiter blijft een kind binnen de biologische familie. Indien niet mogelijk, is opgroeien in een permanente gezinssituatie in binnen of buitenland is van groot belang. Doordat de RSJ op dit punt blijft uitgaan van het IVRK oftewel tijdelijke oplossingen waardeert SiG het Subsidiariteitsbeginsel-argument lager. 

Eigen bloed en bodem eerst?

Eigen bloed op eigen bodem eerst

Opvallend is dat de RSJ veel waarde hecht aan oplossingsrichtingen die zorgen voor de continuïteit van opgroeien in eigen land en cultuur (art. 21b en art.20 lid 3 in het IVRK). De RSJ bouwt namelijk op exact dezelfde wijze vier argumenten op. Het is in het belang van kinderen (component van continuïteit in opvoeding en stabiliteit in levensomstandigheden) is om in het eigen land op te groeien en niet in een ander land, stelt de RSJ. Dit geldt op microniveau voor het gezin in eigen land-argument. En op macroniveau voor het Jeugdbeschermingssysteem-ondermijnings-argument, het Binnen beter dan buiten ook al is dat duurder-argument en het Beter alternatief-argument.

In Westerse maatschappijen wordt de familie als “echt” gezien als er een bloedband is[2]. Het gevaar van deze gedachte dat het kan leiden tot het verheerlijken van het biologisch eigene boven het vreemde oftewel een paradoxale Blut und Boden-theorie. De stellingname door de RSJ impliceert eveneens dat Nederlandse gezinnen met kinderen ook niet zouden mogen emigreren omdat de cultuur voor de kinderen dan verschilt. Alsof een kind alleen op “eigen” bodem kan opgroeien en problemen rondom de eigen identiteit dan niet zouden spelen. 

Verbondenheid met het herkomstland

SiG meent dat identiteit grotendeels wordt gevormd in de cultuur waar je in opgroeit. Het begrip identiteit is dynamisch en geen permanent gegeven[3]. Uit recent wetenschappelijk onderzoek blijkt dat interlandelijk geadopteerden het karakter als een veel belangrijker onderdeel van hun identiteit beschouwen dan etniciteit en huidskleur[4]. De mate waarin de adoptieouders sensitief omgaan een andere huidskleur en afkomst is van groot belang voor interlandelijk geadopteerden[5]. SiG is van mening dat een kind op latere leeftijd uiteindelijk wel zelf de keuze heeft om de cultuur van de herkomstland deel uit te laten maken van zijn of haar leven en indien gewenst zelfs te remigreren.

Ondanks dat er vragen en worstelingen rondom identiteit kunnen opspelen onder interlandelijk geadopteerden, willen wij benadrukken dat dit bij velen niet leidt tot een ontevreden leven. Sterker nog de meesten zijn zelfs meer tevreden dan de algemene Nederlandse bevolking [6]

Permanente oplossingen in eigen land

Bij de keuze van een interventie voor kinderen in schadelijke situaties zal naar de langdurige effecten moeten worden gekeken. Er is geen wetenschappelijk bewijs dat binnenlands geadopteerden ten opzichte van interlandelijk geadopteerden significant minder psychiatrische stoornissen[7] hebben en meer tevreden zijn over hun leven. Wel is bekend dat ca. 20-50% van de pleegzorgplaatsingen in zowel Nederland als in het buitenland ongepland beëindigen[8] met er overplaatsingen als gevolg. Dit is schadelijk met als uiteindelijk gevolg een verhoogd risico op psychische problematiek[9]. Bij adoptie ligt dit aanzienlijk lager wijst Zweeds onderzoek uit[10]. Het gevoel van een permanent karakter bij adoptie geeft rust, veiligheid en duidelijkheid. Het uitspreken door een adoptieouder aan het kind dat hij of zij onvoorwaardelijk bij het kind hoort en omgekeerd draagt onzes inziens bij aan dat gevoel. Zonder pleegouders te kort te doen is dit wel punt om rekening mee te houden. Kortom als er geen binnenlandse adoptie mogelijk is, dan is interlandelijke adoptie terecht de beste oplossing.

SiG betwist daarom de stelling dat opgroeien in eigen land per definitie beter is voor een kind en verdienen de vier genoemde argumenten ondanks de hoge waardering van de RSJ geen of minder punten.

Conclusie

Zowel de RSJ als SiG hebben alle denkbare pro- en contra argumenten op micro- en macro niveau gewaardeerd. Op zowel micro- als macroniveau waardeert SiG de pro-argumenten vergelijkbaar met de RSJ. Zo worden de positieve effecten door de RSJ grotendeels terecht erkend. 

Opvallend is dat in totaal de RSJ 24 punten en SiG 7 punten toekennen aan contra-argumenten (een verschil van 17 punten!). 

Dit verschil valt te verklaren op twee belangrijke punten:

  • Verschil van inzicht over de interpretatie van onderzoek zoals bij het Hechtingsprobleem-argument en ontbreken van deugdelijk kwantitatief bewijs over de aanzuigende werking van kinderhandel, weeshuizen en het tegenhouden van het ontwikkelen van lokale jeugdbeschermingssystemen vanwege het geringe huidige aantal adopties.


  • De RSJ verbindt vier zwaarwegende contra-argumenten aan art. 21b uit het IVRK. Deze argumenten liggen niet geheel in lijn met het Haagse verdrag. Permanente oplossingen voor kinderen in schadelijke situaties is voor SiG van groot belang ook als dat in het buitenland is. Hierin ligt een groot verschil van opvatting met de RSJ die opgroeien voor een kind in eigen land en cultuur vooropstelt. De mogelijkheid voor tijdelijke oplossingen (pleegzorg) houdt de RSJ open. Terecht wordt opgemerkt dat er meer eenduidigheid moet komen rondom de subsidiariteit bij adoptie.


Op basis van de eigen afweging (14 punten pro en 7 punten contra) concludeert SiG dat interlandelijke adoptie niet stopgezet moet worden en neemt daarom uitdrukkelijk afstand van het advies van de RSJ.

Literatuur

  • Berlin M., B. Vinnerljung and A.Hjern (2011) School performance in primary school and psychosocial problems in Young adulthood among care leavers from long term foster care. Children and Youth Services Review 33
  • Bos P., (2007) Once a mother, relinquishment and adoption from the perspective of unmarried mothers in south India, dissertatie Nijmegen
  • Dries Van den L., Juffer F, IJzendoorn van M.H. & Bakermans-Kranenburg M.J. (2009), Fostering security? A met-analysis of attachment in adopted children, Children and youth services review, (31), p. 410-421
  • Cheney K.E. en Rotabi, K.S. (2015) Addicted to Orphans: how the orphan industrial complex jeopardizes child protection. In K. Horschelmann & C. Harker (Eds.), Geographies of Children and Young People
  • Dekker M.C., Vinke J.G., Meulen Ter G. , Juffer F. Psychosociale uitkomsten van jongvolwassen binnenlands geadopteerden en hun adoptieouders. EINDRAPPORT ZONMW(PROJECT127000001), Universiteit Leiden – Faculteit Sociale Wetenschappen, Leiden 2011.
  • Berlin M., B. Vinnerljung and A.Hjern 2011.School performance in primary school and  psychosocial problems in Young adulthood among care leavers from long term foster care. Children and Youth Services Review 33
  • Juffer, F., en IJzendoorn van, M.H. (2005). Behavior problems and mental health referrals of international adoptees: A meta-analysis. JAMA – The Journal of the American Medical Association, 293, 2501-2515. 
  • Oijen, S. V. (2010). Resultaat van pleegzorgplaatsingen: een onderzoek naar breakdown en de ontwikkeling van adolescente pleegkinderen bij langdurige pleegzorgplaatsingen Groningen: s.n.
  • Parra-Aranguren G. (1994), Explanatory report on the convention on protection of children and co-operation in respect of intercountry adoption, HCCH
  • Reinoso M., Juffer F., Tieman W.,(2013), Children’s and parents’ thoughts and feelings about adoption, birth culture identity, and discrimination in families with internationally adopted children, Child and Family Social Work 2013, 18, pp 264–274
  • Selman P.,(2016) Global Statistics for Intercountry Adoption: Receiving States and States of origin 2004-2015, Newcastle University
  • Smolin D.M., (2006) Child laundering : how the intercountry adoption system legitimizes and incentivizes the practices of buying, trafficking, kidnapping, and stealing children, Wayne law review, vol. 52, nr. 1, 2006, p. 113 – 200
  • Strijker J. en Knorth E.J, (2007) Verplaatsing van pleegkinderen. Een onderzoek naar verplaatsingsgeschiedenis en plaatsingsverloop bij kinderen in de lange termijn pleegzorg, Kind en adolescent 28(1) P.32-45
  • Ung T., Harris O’Connor S., Pillidge R., (2012), The development of racial identity in transracially adopted people: An ecological approach
  • Wegar, K., Adoption, Family Ideology, and Social Stigma: Bias in Community Attitudes, Adoption Research, and Practice (2000), Family Relations, 49, pp. 363-370 

Voetnoten

[1] Dries van der (2009)

[2] Wegar (2001). 


[3] Ung et al (2012)


[4] Ter Meulen. G. (2016) http://media.leidenuniv.nl/legacy/verslag-over-tevredenheidsonderzoek.pdf


[5] Reinoso et al (2012)


[6] Ter Meulen. G. (2016) http://media.leidenuniv.nl/legacy/verslag-over-tevredenheidsonderzoek.pdf


[7] Juffer, IJzendoorn van (2005), Dekker et al. (2011). In internationale studies naar binnenlands geadopteerden functioneerden deze in het algemeen minder goed dan de algemene bevolking en ook minder goed dan interlandelijk geadopteerden. Een mogelijke factor die hier een rol speelt is de  jonge leeftijd (gemiddeld 4 maanden) waarop Nederlandse kinderen  geadopteerd worden; in het buitenland vindt binnenlandse adoptie vaak  vanuit pleegzorg op oudere leeftijd plaats. 


[8] Ooijen van (2010)

[9] Strijker en Knorth (2007)


[10] Berlin (2001)


[11] Selman (2016)


[12] Cheney en Rotabi (2015)


[13] Bos (2007)


[14] Smolin (2006)


[15] Parra-Aranguren (1994)